-
1 Hass
-
2 einen Hass auf jemanden haben
einen Hass auf jemanden habenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > einen Hass auf jemanden haben
-
3 Wut
〈v.; Wut〉1 woede, drift, razernij3 het woeden, tekeergaan♦voorbeelden:Wut steigt in jemandem auf, packt, überkommt jemanden • iemand ontsteekt in toorn, woedeseine Wut an jemandem auslassen • zijn woede op iemand koeleneine Wut auf jemanden bekommen, haben • woedend op iemand worden, zijnin heller Wut • ziedend van woede -
4 sauer
sauer♦voorbeelden:〈 informeel〉 gib ihm Saures! • geef hem ervan langs!ich habe es mir sauer werden lassen • ik heb me veel moeite gegeven2 ganz schön sauer sein • erg kwaad zijn, flink de smoor in hebbensauer auf jemanden sein • kwaad op iemand zijn -
5 ärgerlich
ärgerlich2 ergerlijk, vervelend ⇒ naar, onaangenaam♦voorbeelden:ärgerlich auf, über jemanden sein • boos op, ontstemd over iemand zijn -
6 Zorn
〈m.; Zorn(e)s〉♦voorbeelden:einen Zorn auf jemanden haben • woedend zijn op iemandjemanden in Zorn bringen • iemand toornig maken -
7 achtzig
-
8 einen Zorn auf jemanden haben
einen Zorn auf jemanden habenWörterbuch Deutsch-Niederländisch > einen Zorn auf jemanden haben
Перевод: с немецкого на все языки
со всех языков на немецкий- Со всех языков на:
- Немецкий
- С немецкого на:
- Нидерландский